06 230 38 985 gerard@mesmanteksten.nl
Selecteer een pagina
  • Column
  • Architectuurcentrum Eindhoven
  • Jaarverslag 2016

Straatverhalen 1: dansende meisjes

Donderdag 31 maart 2016 was de 3e avond in het Van Abbemuseum naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Van wie is de straat?’ in het museum. Deze 3e avond een lezing onder de titel ‘Straatverhalen 1’ door universitair hoofddocent (uhd) architectuurfilosofie Jacob Voorthuis van de TU/e. Titel van de lezing ‘Straatverhalen 1’. Straatverhalen 2 van Jacob Voorthuis kun je bijwonen op donderdag 23 juni 2016, eveneens in het Van Abbemuseum. Bijgaand de column van Gerard Mesman over de lezing ‘Straatverhalen 1’. 

De laatste foto van de lezing krijgt ruim de gelegenheid om zich vast te zetten in mijn hoofd, omdat hier de spraakwaterval van de spreker -en dus ook de visuele presentatie- stopt. Op de voorgrond twee jongens die in de lens kijken. Op de achtergrond tussen wat laagbouw een aantal hoge woontorens. Door het uiterlijk van de jongens denk ik aan Engeland, maar zouden die er niet op staan, dan zou het zomaar willekeurig welke stadsuitbreiding ter wereld kunnen zijn: functionele bouw.

Architectuurfilosoof Jacob Voorthuis sluit zijn referaat van anderhalf uur voor een betrekkelijk jong gezelschap (ik voel me alsof ik opnieuw in de collegebanken ben beland) af met de opmerking: “Wellicht is het goed wonen in de appartementen, maar ik vraag me af of ik hier zou willen wonen. De straat is hier wel erg ver weg.” En ja, net hiervoor zaten we nog in een lieflijk straatje bij de kathedraal van Wells. Voorthuis: “Ik loop graag door deze straat als ik op bezoek ben bij de familie van mijn vrouw. De muurtjes zijn net hoog genoeg om geriefelijk op te leunen, en de afstand tot de voordeur is precies zo groot dat ik met gemak met de bewoner zou kunnen praten. Vanuit de woning heb je goed zicht op de straat. Voor een veilig gevoel heb je vooral veel ogen nodig.” 

Het hoge woord is eruit: sociale controle. Voorthuis is filosoof op een wetenschappelijk instituut, dus dan ben je niet zomaar waar je naar toe moet. We worden meegenomen in door onze voorouders op schrift gestelde geschiedenis, én zelfs van ver voor we überhaupt konden schrijven. De oudste straat ligt volgens onze gids op Cyprus; ruim 5.500 jaar voor het begin van onze jaartelling.

Maar voor een goed begrip voor ons sociale gedrag, moeten we zelfs de prehistorie in voor de geniale vondst van het vuur maken. Een vuur maak je bij voorkeur in een stapeltje hout, en guess what de verzamelde koukleumen maken een kring rond het kampvuur, warmen hun voorkant en kijken elkaar zodoende aan. Contact. Wat drank erbij, een liedje (gaat vanzelf) en dan is het een relatief kleine stap naar de ontmoetingsplek van jaren later: de straat. 

De filosoof neemt ons nog mee naar 2 belangrijke tussenstops: het theater en de politiek. Van bovenaf zie je eigenlijk meteen dat het Griekse amfitheater niet meer is dan een uitbreiding van de straat. Een forse uitstulping in een halve cirkel is voor het publiek, loom liggend tegen een gedienstige heuvel of berg. Aan de overzijde van de -al dan niet- denkbeeldige straat de verhoging voor het koor als stem van het volk. En daar tussen het speelvlak voor de getergde mens in tragedies die nu nog steeds in de theaters worden gebracht. Voorthuis laat zijn licht schijnen over het nut van maskers, zowel in het theater als in ons dagelijks leven, en via het theater van de lach (komedie) belanden we in het politieke theater.

In het stadhuis van Siena schildert Ambrogio Lorenzetti in 1338 een aantal fresco’s, waaronder ‘Il buon e il mal Governo’. Op de schildering met het slechte bewind prijkt onder andere een krachtige duivel. Dit deel is nogal toegetakeld in de loop van de jaren, wellicht doordat het bekogeld werd met overrijp fruit en eieren die ruim over de houdbaarheidsdatum heen waren, om te bekrachtigen dat dit niet de weg was die men in de kraamkamer van de moderne democratie voor ogen had. En dan zijn we waar we zijn moeten, want op het contrasterende fresco over het goede gouvernement vinden we in het centrum een groepje dansende meisjes. Het doel van onze filosofische reis, want aan deze fragiele wezens zou de straat idealiter toe moeten behoren volgens Jacob Voorthuis.

De redenering is bepaald makkelijk te volgen: als de meest kwetsbare deelnemers aan het openbare leven op straat veilig kunnen deelnemen, dan geldt dat vanzelfsprekend ook voor de overige straatgangers. Het straatje in Wells voldoet volgens Voorthuis aan dat criterium. En ik denk onwillekeurig aan mijn eigen straat: voortuintje niet te diep, muurtje niet te hoog, geen rolgordijnen op straatniveau (slechts 1 op de 1e verdieping) en -niet altijd bevorderlijk voor het tempo in het nodige tuinonderhoud- inderdaad altijd genoeg aanspraak. De sociale controle werkt op een aangenaam niveau. Check.

De 13 in een dozijn flats achter de Britse jongens lijken ver weg in mijn doorsneestraatje in het Eindhovense, en de straat is 5 stappen uit onze voordeur. Maar toch, dansen op straat, dat lukt niet, omdat ik 1 ding mis in de filosofische rondgang. 1 ding dat ons moderne leven bovenmatig beïnvloedt en op het fresco in Siena nog niet voor kon komen: de auto. En de meest kwetsbaren zijn voor de dominante vierwieler niet dansende meisjes, maar voetballende kinderen. Wat als die nu weer de straat krijgen?

‘Straatverhalen 1’ door Jacob Voorthuis, was de 3e activiteit naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Van wie is de straat?’ in het Van Abbemuseum. De lezingen/debatcyclus is een samenwerking tussen museum en Architectuurcentrum Eindhoven. In totaal zijn er 9 avonden in het auditorium van het Van Abbe. De volgende lezing is op donderdag 14 april met Marian de Vries, Eric van Ulden en Sander van Ham over ‘de stoep in een gezonde stad’. Info zie homepage. 

Zoals de titel ‘Straatverhalen 1’ doet vermoeden, komt er nog minstens 1 lezing over straatverhalen. Jacob Voorthuis zal die geven op 23 juni 2016. Dat is dan tevens de laatste lezing/debat in de cyclus.